|
afb: fragment uit Schilderij Stilleven met gek, Bert Kinderdijk | Particuliere collectie, en Schilderij Het marmeren ei, BK |
Plotseling sta ik stil. Aan de overkant van het water in de tuin van wat ooit onze kleuterschool was, beweegt iets. Onder de bomen staat, bijna onzichtbaar, een donkere robot. Hij wuift met zijn lange slungelige arm en zijn grote grijpgrage hand in mijn richting. Een beetje bangig stap ik het bruggetje op en loop naar hem toe. ‘Welke grens kan je hier passeren?’ vraag ik nieuwsgierig. ‘Ik ben De Verleidingskunst,’ antwoordt de robot. ‘O, en…?’ vraag ik door. ‘Het belangrijkste thema van deze tijd,’ kraakt Robot terug. |
|
Als ik een beetje gewend ben aan zijn indrukwekkende arm en de grijphand, zie ik een paar uitpuilende ogen die mij guitig aankijken. Robot vertelt verder: ‘Wij zijn gemaakt om jullie te helpen.’ ‘Wij?’ ik kijk verschrikt om. ‘Ja, wij,’ zegt hij. ‘De wereld gaat nou eenmaal zijn gang en nu zijn wij er ook!’ ‘Maar wat doen jullie dan?’ vraag ik verbaasd. ‘Bijna alles wat jullie ook doen en binnenkort nog veel meer’, snoeft hij en ondertussen roffelt hij met zijn grote handen op zijn borst als een blije gorilla. ‘Ja, ho es even, je draait de zaken om!’ roep ik uit. ‘Hoezo,’ zegt Robot, ‘hoe oud ben je eigenlijk en hoe lang heb je er wel over gedaan om al die kennis in je hoofd te proppen? Jullie soort is niet veel slimmer geworden de afgelopen decennia, dat schiet toch niet op! Wij vragen ons af wat wij nog aan jullie hebben, en….’ kraakt Robot verder, ‘kinderen zijn slecht in rekenen en taal, vijfjarigen kunnen niet eens klokkijken en tot honderd tellen en oudere kinderen hebben moeite met simpele breuken en ze vertikken het om computerproblemen op te lossen en een vreemde taal te leren.’ |
|
Kwaad haal ik uit naar het monster. ‘Maar als dat zo is wat moeten wij dan nog in deze wereld behalve vrijblijvend creatief bezig zijn, en wie gaat ons daarbij helpen? ‘Ik’, zegt Robot, daarom sta ik hier ook, ik hoor bij het leven, van mij kom je niet meer af! Kijk naar me, kijk hoe ik eruit zie, kijk om je heen….kijk! Wij zijn met veel…, heel veel…’ Het gerecyclede lichaam van De Verleidingskunst slingert onhandig heen en weer. Mijn gedachten dwalen af; in dit voormalige Fröbelschooltje is ons schoolleventje ooit rustig begonnen, met de zandbak op poten in het midden van het lokaal, de poppenhoek, de blokken en de vouwblaadjes. Fröbel geloofde in het wonder van de natuur en liet kinderen kennismaken met de kubus de bol en de cirkel…..’s Morgens werden we veilig aan de hand van onze ouders naar het schooltje gebracht en ’s middags liepen we met de ‘keirij’ weer terug naar huis. Mijn vader haalde gerust de juf ’s nachts uit bed om samen op de fiets te stappen en het groene speelgoedpaard van mijn zus uit de zandbak te bevrijden. Zonder paardje wilde ze niet gaan slapen. Het gezin waarin je opgroeit, is belangrijker dan de school waar je naartoe gaat… |
|
Ik probeer het gesprek een andere richting op te sturen en vraag snel; ‘ben je en man of een vrouw?’ ‘Wat maakt dat nou uit!’ roept Robot geïrriteerd en hij krabt met zijn hand op zijn hoofd; ook al geprogrammeerd gedrag? ‘Nou,’ zeg ik, ‘mannen doen graag niks en staan constant op stand-by om energie te sparen en vrouwen draaien meestal door, allebei niet handig voor een robot. En….,’ plaag ik verder, ‘hoe zit dat met non-verbaal, snappen jullie daar al iets van?’ Robot voelt zich in het nauw gedreven, hij zoekt in zijn buik naar gegevens maar vindt nog geen passend antwoord op deze onverwacht complexe vragen. |
|
‘Luister Robot, laten we elkaar nu niet voor de voeten lopen. Jullie zijn er, soit, maar we gaan het wel samen doen. Zie je die boom daar?’ Ik wijs naar de boom voor het schooltje en Robot draait zijn ogen naar achteren. ‘Twee bomen zijn een geworden. Waarschijnlijk zijn een eikel en een kastanje in een knikkerpotje blijven liggen en uitgegroeid tot twee in elkaar verstrengelde bomen. Normaal kan dat niet, want de sterkste boom verdringt de zwakste. Dat is toch een wonder, niet?’ Robot snapt wat ik bedoel en het gesprek krijgt een heel andere wending. Hij laat mij zijn plannen zien en ik beloof hem te helpen bij het inburgeren. Dan opeens komt hij dichtbij staan en krast in mijn oor; ‘ik kan eigenlijk niet zo goed zelf denken, ik kan alleen maar iets doen met al bestaande plannen, maar ik kan wel behulpzaam zijn.’ Wie zegt dat wonderen bestaan? |
afb: fragment uit Schilderij Stilleven met gek, Bert Kinderdijk | Particuliere collectie, en Schilderij Het marmeren ei, BK |
|